Notitieboek van licht en lucht


'We kunnen niet genoeg naar de lucht kijken', schreef de 19e eeuwse Haagse School-schilder Jan Hendrik Weissenbruch. 'We moeten het van boven hebben. Licht en lucht, dat zijn de grote tovenaars.'

Iedere ochtend als ik de gordijnen opentrek van mijn appartement in de binnenstad van Groningen word ik begroet door een kersverse hemel. De kleur van de lucht, de vormen van de wolken, de matte ochtendschemering, het licht van de ondergaande zon: ze beïnvloeden de sfeer waarin mijn dag verloopt.

'Huis aan de hemel' is een literair notitieboek in de vorm van prozagedichten. Voor mijn observaties put ik soms uit eerdere ervaringen, maar altijd zijn die verwerkt rondom actuele impressies van licht en lucht. Lees mee en raak geïnspireerd om zelf je ogen wat vaker op het hemeldak te richten en te genieten van wat je daar ziet.

De titel van deze blog is ontleend aan een nummer van Cesaria Evora -'Tiempo y silencio'. Via deze links naar YouTube kan je een filmpje van het nummer bekijken en beluisteren. Casa en el cielo 1 of Casa en el cielo 2


donderdag 23 februari 2012

Droomverlangen

Een zinken lucht echoot in poelen en in sloten. Koplampen werpen sterren op de vettige ruit van de bus. Het is vroeg, ieder schijnt nog in zijn droombeelden te huizen en terug te verlangen naar de warmte van het bed. Langs de zwartsatijnen weg staan raffia bomen, het vilten gras vlijt zich daar gewillig tussenin. Achter de horizon blijft de dag maar dralen, alsof ook die zich nog eens omdraaien wil. Dan toch matigen zich de grijzen. Het is of er een gordijn wordt opgetild waarachter eindelijk de werkelijkheid verschijnt. Maar in dat witlicht blijkt wat zich als waarheid toont, verlangenloos ontdroomt.

zondag 19 februari 2012

Marum

Een molen met stille wieken steekt pittoresk boven de kruinen uit. Maar in het weiland langs de weg ligt een fiets, door verveelde jongeren neergesmeten en op het dak van het bushok een plastic container. Plattelandsidylle. De dag sterft voor mijn ogen als een oude hond, uitgewoond, natgeregend. Even droegen de wolken een barnstenen gloed. Hoop. Met het stampen en zuigen van de wind vervlogen. Nu drijft een zwaar rouwfloers binnen. Ik verberg mij in woorden die mij niet hebben willen. Zwijg. Soms bedenkt een schrijver nuttige dingen en soms nutteloze. Ik hoop dat de jeugd van het prachtige Marum mij dit niet euvel duidt.

donderdag 9 februari 2012

Voor de duur van

Vraag me niet waarom de lucht teerblauw is als een babydekentje. Vraag me niet waarom de zon, die laag over de daken strijkt, door roze stralen wordt omhelsd. Vraag me niet waarom een kinderstem me roert tot tranen. Vraag me niet waarom mijn lippen beven wanneer ik je daarover vertel. Als het lijf de ziel omknelt, voel je dat de ziel bestaat. Je vraagt me, waar jouw ziel zich dan heeft verborgen. Ik moet je het antwoord schuldig blijven. Je hebt de waarheid met je meegenomen toen je je lichaam achterliet. Misschien, voor de duur van dit gedicht...? Ik weet het niet.

zondag 5 februari 2012

Mantra

Sneeuw, sneeuw, sneeuw bekleedt de terp, het dak van het kerkje, de toren. Sneeuw, sneeuw, sneeuw rust op akkers en weiden, op het kuilvoer, op de rand van het hek. Sneeuw, sneeuw, sneeuw laat de schapen vuiler lijken. Sneeuw sneeuw sneeuw langs de weg die als een zilverlint door het landschap glijdt. Sneeuw, sneeuw, sneeuw tot waar ik door het raam van de bus kan kijken. IJsschotswolken hebben de zon het zwijgen opgelegd. Als de wind hun lippen opent, gloeit er in het uitgestrekte wit heel even wat geel. Een houten bord met ‘Te koop aangeboden’, daaronder is nog ‘woning’ neergezet. Toch is er in de verste verte geen woonhuis te bekennen. Alleen die sneeuw, sneeuw, sneeuw en in de kale takken van de boom, als een knot wol aan breipennen gestoken, een leeg merelnest.  

    donderdag 2 februari 2012

    Wedergeboorte

    In de kier tussen de gordijnen vermengt de fluweelblauwe nacht zich met het witte licht dat gestaag opklimt achter de contouren van de stad. Kruinen, daken, torens, flatgebouwen maken zich los uit de schemering. Seconde na seconde verdunt de inktlaag zich; ten slotte lost hoog bovenin ook de laatste zweem duisternis op. Een vogel komt de nieuwe dag verkennen en kruist daarbij de oranje lijn waarlangs zijn soortgenoot, aan onze scheppershand ontstegen, door het schoongewassen luchtruim suist. Al zou de wereld zich van nu af nooit weidser tonen dan door die smalle reep die mij is gegund, dan nog zou ik weer worden geboren zoals op deze dag, zoals op dit uur.